Aan de molen van Bouwel is het al van bij de start behoorlijk druk. De molen ligt op een klein verhoging met veel plaats errond om de wieken de ruimte te geven. Aan de rand staan bomen en haagjes. Het is niet gemakkelijk om iets anders dan de molen te schilderen of beter gezegd de molen samen met iets anders in beeld te brengen. Dan heb je meer afstand nodig.
Niet getreurd, het perspectief dat bij zo’n molen komt kijken is op zich al een mooie uitdaging. Daarvoor zet ik me wel op een plek waar ik de molen tenminste in driekwart kan zien. Aan de overkant van de straat vind ik in de schaduw van wat struikgewas het ideale plekje.

Na een voorbereidend schetsje waarmee ik de structuur bestudeer, ga ik aan de slag met aquarel. In een mum van tijd heb ik de grote lijnen uitgezet waarna ik mijn kleurvlakken kan opbouwen. Daarbij ga ik bedachtzaam te werk en bouw het geheel op van licht naar donker. Tegen de middag ben ik ermee klaar.

Na een croque uit het vuistje en een verfrissende pint haal ik mijn pastelkrijtjes boven. Ondertussen heb ik mijn oog laten vallen op een grillige wilg aan de overkant van het straatje. Met de zinderende warmte van deze zalige zomer waan ik me haast op de savanne.

Na een goed uur is er van mijn roodbruin papier nog weinig te zien. Misschien heb ik wel wat te vlijtig zitten kleuren vandaag. Om de boom goed te laten uitkomen en dat gevoel van warmte in de tekening te krijgen moest ik de lucht wel licht maken. Al merk je er nauwelijks nog wat van, toch blijft die rode ondergrond een bepalende onderdeel van het werk. Die pasteltechniek begint me meer en meer te bevallen.